Reactie op: Boswet moet worden aangepast. Maar hoe?

Door: Rino Jans, Unie van Bosgroepen en Evelien Verbij, VBNE

Wij hebben het artikel van Kitty Goudzwaard over de aanpassing van de Boswet met belangstelling gelezen (zie het artikel Boswet moet worden aangepast. Maar hoe? of zie vakblad Natuur Bos Landschap, april 2014). We misten in het artikel echter het perspectief van de boseigenaar. Goudzwaard stelt dat de gemeente, die probeert grip te krijgen op het buitengebied, de dupe dreigt te worden van de aanpassing van de Boswet. Volgens ons is het juist de boseigenaar die de dupe dreigt te worden van gemeenten die eigen regels willen opleggen aan boseigenaren, aanvullend op of zelfs in plaats van de Boswet, met als gevolg hogere administratieve lasten, lange bezwaar- en beroepsprocedures en onoverzichtelijke en veranderlijke regelgeving. Daarom hebben de Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren (VBNE) en de Unie van Bosgroepen begin maart een brandbrief gestuurd aan de staatssecretaris.

Mevrouw Goudzwaard legt prima uit hoe de Boswet in elkaar zit en hoe de wijzigingsvoorstellen kunnen uitwerken voor gemeenten. Zij vreest dat gemeenten door de wijzigingsvoorstellen geen mogelijkheden meer hebben om kapverboden op te leggen aan in haar ogen niet-professionele kleine boseigenaren. Zij suggereert dat gemeenten de grens ‘bebouwde kom Boswet’ oprekken, om zodoende meer bos onder de gemeentelijke regelgeving te laten vallen.

We vinden het begrijpelijk dat gemeenten grip willen hebben op wat er in het buitengebied gebeurt, en iedereen zal het ermee eens zijn dat misstanden aangepakt moeten kunnen worden. Daarbij is het wel de vraag wat wordt gezien als ‘misstand’. De meeste boseigenaren zijn zich van geen kwaad bewust als ze in het kader van een dunning of eindvelling een honderdjarige eik willen vellen (dat was immers de bedoeling bij het planten!). Voor omwonenden kan dat echter een misstand van ongehoorde proporties zijn. Maar het buiten werking stellen van de Boswet en het in plaats daarvan opleggen van gemeentelijke regelgeving is ons inziens niet de juiste oplossing. Er zijn drie goede redenen om daarmee zeer terughoudend te zijn.

Ten eerste hebben we in Nederland de Boswet en die borgt dat het bosareaal behouden blijft. Daarnaast borgt de Gedragscode Bosbeheer dat het bosbeheer gebeurt volgens de Flora- en Faunawet. Het Nederlandse bos wordt dus goed beschermd. Aanvullende regelgeving van lagere overheden is daarom onnodig. Ten tweede leidt aanvullende regelgeving tot een onnodige en door iedereen ongewenste verhoging van de administratieve lasten van goedwillende boseigenaren (en ook van gemeenten!). Ook de planning van het bosbeheer wordt lastiger omdat gemeentelijke vergunningen open staan voor bezwaar en beroep, met bijbehorende wettelijke termijnen. Ten derde zullen aanvullende regels per gemeente verschillen. En waar landelijke regelgeving over het algemeen statisch is (dus niet vaak verandert) is gemeentelijke regelgeving bovendien zeer dynamisch. Voor boseigenaren is moeilijk te volgen wat er verandert. Het is heel makkelijk iets over het hoofd te zien, en voor eigenaren met bos in verschillende gemeenten is het helemaal een onmogelijke opgave om alle gemeentelijke veranderingen bij te houden.

Concluderend, zien wij geen enkele meerwaarde in het opleggen van extra regels ten aanzien van het bosbeheer door gemeenten. Vandaar ook onze brandbrief, waarin VBNE en Unie van Bosgroepen de staatssecretaris waarschuwen dat gemeenten de Boswet feitelijk buiten werking kunnen stellen door de Bebouwde kom Boswet op te rekken, met alle gevolgen van dien voor de boseigenaren. In haar antwoord stelt de staatssecretaris kort samengevat dat dit oprekken van de Bebouwde kom Boswet door gemeenten oneigenlijk zou zijn, dat dit zeker niet de bedoeling is, en dat ze erop vertrouwt dat gemeenten dat niet zullen doen. Wij terreinbeheerders hopen dat ze gelijk krijgt. Mochten de gemeenten alsnog de Bebouwde kom Boswet willen oprekken, dan kunnen we nu in elk geval zwaaien met de reactie van de staatssecretaris. Het is overigens te hopen dat het standpunt van de Staatssecretaris ook een plek krijgt in de Memorie van Toelichting op de wijziging van de Boswet, want dat legt bij de bestuursrechter toch wat meer gewicht in de schaal.

Geef een antwoord