Column; Jurisprudentie en natuurwetgeving

Doden van dieren, overtreding of misdrijf?

In artikel 9 van de Flora- en faunawet wordt het doden van beschermde dieren verboden. Maar is dit nu altijd een overtreding van de Flora- en faunawet?

Het doden van dieren

In artikel 9 staat: “Het is verboden beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.” In dit artikel gaat het uitsluitend over het doden van beschermde dieren zonder dat daar een noodzaak toe is (zoals bijvoorbeeld schadebestrijding).

Wel of geen opzet?

Anders dan bij artikel 10 dat gaat over het verontrusten van dieren is bij artikel 9 niet het woord opzettelijk vermeld. Dit betekend dat bij elk dier dat gedood wordt er een overtreding van de Flora- en faunawet plaatsvindt.
Een overtreding van de Flora- en faunawet valt onder de Wet op de economisch delicten. Volgens artikel 2, eerste lid van deze wet worden overtredingen die opzettelijk zijn begaan aangemerkt als misdrijf. Wanneer een economisch delict geen misdrijf is wordt het aangemerkt als een overtreding.
Volgens de rechter brengt deze wetssystematiek met zich mee dat ook voorzienbare verwonding of sterfte van individuele exemplaren van door de Flora- en faunawet beschermde soorten onder de bescherming van artikel 9 van de Flora- en faunawet vallen.

In deze is de Flora- en faunawet strenger dan de Habitatrichtlijn. In Artikel 12 van de Habitatrichtlijn wordt gesteld dat het opzettelijk vangen en doden verboden is en dat lidstaten een systeem op moeten zetten waarmee gewaarborgd wordt dat bij toeval gevangen en gedode dieren geen significante effecten op de betrokken soorten hebben.

Wat betekend dit nu in de praktijk?

Bevoegd Gezag (Dienst Regelingen, nu Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) hanteerde vaak het standpunt dat incidentele slachtoffers niet onder de reikwijde van artikel 9 van de Flora- en faunawet vallen. Nu de rechter anders oordeelt betekend dit dat wanneer slachtoffers te voorzien zijn een ontheffing van de Flora- en faunawet vereist is, ongeacht het aantal slachtoffers.

De vraag is nu hoe dit in de praktijk uitpakt. Voor een windmolenpark waarbij slechts enkele vleermuisslachtoffers per jaar zijn voorzien oordeelde de rechter dat een ontheffing vereist was. Dit zou kunnen impliceren dat voor de aanleg van elke weg waarbij voorzien kan worden dat een incidenteel slachtoffer valt ook een ontheffing nodig is.

Interessant is hierbij de uitspraak van 22 mei 2013 in de zaak tussen Stichting Das en Boom en de Nederlandse Staat. In deze zaak wordt behandelt of de staat al dan niet verplicht is om op basis van de Habitatrichtlijn verkeerssituaties die leiden tot het doden van otters op te lossen.
De rechter stelde dat ”Met de omzetting van de Habitatrichtlijn in het nationale recht is beoogd volledige toepassing te geven aan de hierin opgenomen bepalingen. Dat brengt mee dat de in de Flora- en faunawet voor de toepassing van de artikelen 11 en 12 Habitatrichtlijn opgenomen bepalingen (de artikelen 7 en 9 tot en met 12) zoveel als mogelijk in het licht van deze richtlijn moeten worden geïnterpreteerd”.
De rechter oordeelde dat de Staat de knelpunten moest oplossen omdat deze een significante invloed op de otter hebben. Van het oplossen van knelpunten waar wellicht slachtoffers zijn te verwachten oordeelde de rechter dat het bij verkeersslachtoffers om bij toeval doden gaat en dat de Staat zolang dit geen significant negatief effect heeft niet verplicht is deze mogelijke knelpunten preventief te verhelpen.

Wat te doen

Het lijkt verstandig om bij de nieuwe Wet natuurbescherming wat betreft het doden van dieren zo dicht mogelijk aan te sluiten bij Habitatrichtlijn waardoor:

  • Opzettelijk doden van dieren wordt voorkomen.
  • Er kan worden ingegrepen wanneer het toevallig doden leidt tot een significante aantasting van de gunstige staat van instandhouding.
  • Het aanvragen van ongewenste ontheffingen niet aan de orde zijn.

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHDHA:2014:3522

Door: Martin van den Hoorn, Regelink Ecologie & Landschap

Martin van den Hoorn is werkzaam als adviseur ecologie bij Regelink Ecologie & Landschap. Vanuit deze functie heeft hij dagelijks te maken met wet- en regelgeving rond natuur. Omdat de interpretatie van deze wet- en regelgeving door jurisprudentie en aangepaste standpunten van Bevoegd Gezag sterk in beweging is wordt in deze rubriek steeds een actueel thema rond jurisprudentie behandeld.